Auteur: dkAdmin
Het Pensioenfonds voor de Accountancy (PFA) heeft besloten om per 1 juli 2017 te stoppen. Dit betekent dat er vanaf deze datum geen pensioenopbouw meer plaatsvindt. De aangesloten werkgevers worden daarmee ‘gedwongen’ de met hun werknemers overeengekomen pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder onder te brengen. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor accountantskantoren om de pensioenopbouw van de medewerkers naar eigen wensen in te vullen.
Een belangrijk aandachtspunt is dat de verzekering van het partner- en wezenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum komt te vervallen. Dit is het eerste dat ‘gerepareerd’ moet worden om financiële ongelukken te voorkomen.
Niets doen betekent dat de pensioenopbouw per 1 juli 2017 stopt.
De sociale partners in de bedrijfstak voor de Foodservice en de Groothandel in Levensmiddelen hebben een aanvraag ingediend voor gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling voor het Bedrijfspensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen. Als gevolg hiervan zijn er ruim 100 bedrijven die de mogelijkheid hebben om te wijzigen van pensioenuitvoerder. Bent u één van deze bedrijven, dan is dit een goed moment om de pensioenregeling tegen het licht te houden en te bekijken welke oplossing het beste past bij uw bedrijf, budget en medewerkers.
Per 1 september 2016 is de Wet verbetering premieregeling (Wvp) in werking getreden. Deze wet introduceert voor de deelnemers aan een beschikbare premieregeling de mogelijkheid om te kiezen tussen een vastgestelde gegarandeerde of een variabele pensioenuitkering. Werknemers die nu hun pensioen moeten aankopen, doen dat tegen een zeer lage rente en ontvangen daardoor een laag pensioen. Het kan dan ook nadelig zijn om het pensioen levenslang vast te zetten.
Daarom is een flexibele pensioenvariant geïntroduceerd waarbij het pensioen in de uitkeringsfase doorbelegd kan worden. Het voordeel hiervan is dat de pensioenuitkering niet een levenslang vast bedrag is, maar kan meebewegen met de beleggingsopbrengsten en de rentestand. Dit kan leiden tot hogere maar variabele pensioenuitkeringen.
Voor de invoering van deze wet kenden we twee pensioenknipregelingen. Tussen deze twee pensioenknipregelingen is een periode gelegen waarbij pensioengerechtigden uitsluitend konden kiezen voor een vast pensioen: van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015. Voor deze groep komt er een ‘herkansing’. Zij krijgen alleen in 2017 alsnog de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden te kiezen voor een variabel pensioen.
Op 20 januari 2017 is er een gewijzigd staffelbesluit gepubliceerd met daarin de nieuwste fiscale maximale beschikbare premiestaffels. Het besluit geldt vanaf 1 januari 2017 en de belangrijkste wijzigingen zijn:
- De staffelpercentages zijn berekend op basis van recentere sterftetafels waardoor er marginaal meer premie ingelegd kan worden;
- De toets op fiscaal bovenmatig pensioen blijft van toepassing, maar geldt alleen voor staffels die gebaseerd zijn op een rekenrente van 3% of minder;
- Als blijkt dat er sprake is van een fiscaal bovenmatige pensioenopbouw, dan mag de overwaarde voortaan ook vervallen aan de werkgever (tot nu toe alleen de verzekeraar).
In de Wet op de loonbelasting zijn normen opgenomen voor een fiscaalvriendelijke pensioenregeling. Dit betreft onder andere het maximale opbouwpercentage, de minimale franchise en de pensioenrichtleeftijd.
Bij het besluit van 21 december 2016 is de pensioenrichtleeftijd per januari 2018 verhoogd van 67 naar 68 jaar. De pensioenopbouw in een middelloonregeling mag per 1 januari 2018 gebaseerd blijven op 1,875% van de pensioengrondslag.
Maar de beschikbare premieregelingen moeten wellicht wel aangepast worden omdat er op 10 maart 2017 nieuwe voorlopige premiestaffels door de Belastingdienst zijn gepubliceerd.
Als gevolg hiervan zullen vrijwel alle pensioenregelingen moeten worden gewijzigd. Dit betekent :
1. Opnieuw overleg tussen werkgever en ondernemingsraad en/of werknemers, want pensioen is een arbeidsvoorwaarde en mag niet eenzijdig worden gewijzigd.
2. Compensatie voor de werknemers omdat de waarde van pensioen dat ingaat op leeftijd 68 jaar lager is dan de waarde van pensioen dat ingaat op leeftijd 67. Het verschil in waarde is ongeveer 6%. De arbeidsbeloning gaat daardoor omlaag en werknemers kunnen hiervoor compensatie verlangen.
In het besluit van 21 december 2016 zijn ook enkele wijzigingen met betrekking lijfrente vermeld. Zo neemt de jaarruimte voor de lijfrentepremieaftrek af en wordt voor zelfstandig ondernemers de dotatie aan de fiscale oudedagsreserve verlaagd.
Staatssecretaris Wiebes heeft medio december 2016 de Eerste Kamer gevraagd niet te stemmen over het wetsvoorstel Uitfasering pensioen in eigen beheer. Reden voor het uitstel is de ophef die ontstond over indexatielasten en mogelijke forse budgettaire maatregelen. De staatssecretaris heeft vervolgens een novelle (verbeterd wetsvoorstel) opgesteld.
Op 7 maart 2017 heeft de Eerste Kamer deze novelle samen met het wetsvoorstel aangenomen. Daarmee is de mogelijkheid om pensioen in eigen beheer op te bouwen voor dga’s afgeschaft. De wet voorziet in verschillende mogelijkheden voor de dga wat betreft het reeds opgebouwde pensioen: het premievrij aanhouden van het opgebouwde pensioen in eigen beheer, het omzetten van de fiscale waarde in een oudedagsverplichting of het afkopen van het pensioen. De laatste twee keuzes volgen op het afstempelen van het pensioen in eigen beheer tot de fiscale waarde.
De ingangsdatum is gelijk aan de eerste van de maand nadat de wet is aangenomen. Dit is 1 april 2017, en dat betekent dat voor 1 juli 2017 (namelijk drie maanden later) het pensioen in eigen beheer premievrij moet zijn gemaakt. Ook eventuele externe pensioenpolissen kunnen dan tot 1 juli 2017 naar eigen beheer worden teruggehaald (ook drie maanden later).
Tenslotte noemen wij nog een aantal zaken die relevant zijn voor de pensioenpraktijk:
In 2018 vervalt voor pensioenuitvoerders het recht om kleine pensioenaanspraken af te kopen. Daarvoor in de plaats krijgen uitvoerders het recht (geen plicht) om kleine pensioenen zonder tussenkomst van de gewezen deelnemer over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer dan pensioen opbouwt;
In 2022 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar en 3 maanden. Deze leeftijd gaat omhoog omdat Nederlanders volgens het CBS steeds langer leven.
Het klinkt misschien raar, maar het kan zo maar voorkomen dat over een aantal jaren werkgevers aansprakelijk worden gesteld door werknemers met een tegenvallend pensioen. Werkgevers zijn zich namelijk onvoldoende bewust van de zorgplichtrisico’s op het gebied van pensioencommunicatie.
Het uitzicht op pensioen van de werknemer verandert regelmatig. Onder meer door wijzigingen in de wetgeving, pensioenleeftijd, veranderende pensioenregeling en toenemende werknemersrisico’s. Het is de werkgever die zijn werknemer daarover moet informeren en hem moet wijzen op de gevolgen, want pensioen is een arbeidsvoorwaarde die verplichtingen schept.
In de praktijk blijkt dat werknemers de pensioeninformatie die zij via de verzekeraar ontvangen niet of nauwelijks bekijken, totdat ze met pensioen gaan of pas kort daarvoor. Ze kunnen dan voor een verrassing komen te staan en met een tegenvallend pensioen worden geconfronteerd. En dan is de kans groot dat er een schuldige wordt gezocht, veelal de werkgever.
Om dit te voorkomen moet een werkgever zich beschermen en werknemers structureel informeren. Het jaarlijks evaluatiegesprek is een uitstekend moment om het onderwerp pensioen op de agenda te zetten. U kunt deze gelegenheid aangrijpen om het pensioenbewustzijn te stimuleren, vragen op dit vlak te beantwoorden en (te maken) keuzes toe te lichten.
Dat de Wet uitfasering van pensioen in eigen beheer op 1 januari 2017 in werking treedt, is vrijwel zeker. Vanaf die datum mag de DGA geen pensioen in eigen beheer (PEB) meer opbouwen. De DGA moet daarvoor aan de volgende formaliteiten voldoen:
- Er moet een geldig aandeelhoudersbesluit zijn waarin staat dat het PEB per 1 januari 2017 premievrij is of wordt gemaakt;
- In de pensioenbrief moet worden vermeld dat het PEB van de DGA per 1 januari 2017 premievrij is gemaakt en dus eindigt. Dit kan door de pensioenbrief te wijzigen of door een bijlage aan de pensioenbrief te hechten;
- Zorg voor ondertekening van deze documenten door de B.V. en de DGA. Het is verstandig om ook de (eventuele) partner mee te laten tekenen, waarmee de partner echter alleen bevestigt dat de pensioenopbouw stopt. Daar kan dan geen discussie meer over ontstaan.
- Deze handtekening van de partner is overigens niet gelijk aan de handtekening van de partner die nodig is om het pensioen af te kunnen kopen of om te zetten.
Op 11 oktober 2016 heeft de staatsecretaris via een nota van wijziging de termijn waarbinnen deze formaliteiten geregeld moesten zijn verlengd tot 1 april 2017. Wordt voor deze datum niet voldaan aan de drie formaliteiten, dan wordt het PEB voor de economische waarde belast en dat is niet wat een DGA moet willen. Zorg dan ook voor een tijdige en correcte naleving van de formaliteiten.